
Dentinerestauratie
Septodont heeft in 2012 de "Septodont Case Studies Collection" - een reeks casusverslagen - gecreëerd om hun ervaringen en de voordelen van het gebruik van…
45 minuten lezen
Hoe BioRoot™ RCS afwijkt van de klassieke aanbevelingen voor een hermetische afsluiting — en waarom dat een goede zaak is!
De introductie van hydro calciumsilicaat materialen als wortelkanaal sealer vertegenwoordigt de laatste ontwikkeling van de originele minerale trioxideaggregaat (MTA) formule. Het eerste rapport beschreef MTA als een wortelkanaal sealer in combinatie met guttapercha (1). MTA induceerde weefsel mineralisatie en deze eerste studie onderzocht dus het biomineralisatieproces en de weefselreactie op MTA naast de eigenschap tot het vrijstellen van calcium (2).
MTA als sealer toonde een hogere apicale lekkage dan guttapercha vullingen (3). Het werkings en hydratatiemechanisme van MTA werd later beschreven (46), met als resultaat de ontwikkeling van de commerciële wortelkanaal sealers. De eerste werd op de markt gebracht door Egeo en Angelus in 2008 (7). In dezelfde periode verscheen een paper over ProRoot Endo sealer, ontwikkeld door Dentsply (8), maar deze kwam slechts recentelijk op de markt. In Tabel 1 staan de huidige beschikbare klinische sealers. Hieronder bevindt zich BioRoot™ RCS van Septodont. In dit artikel beschrijven we de samenstelling en eigenschappen van deze sealer.
Zoals blijkt uit Tabel 1 is BioRoot™ RCS de eenvoudigste formule. Het is watergebaseerd en de omschakeling van cement naar sealer gebeurt door toevoeging van een wateroplosbaar polymeer dat zorgt voor het vloeien. In een rapport van 2005 maakte men voor de eerste maal melding van de toevoeging van een polymeer aan Portland cement om de materiaaleigenschappen te verbeteren (9). In 2009 verscheen een rapport over het gebruik van een wateroplosbaar polymeer in een wortelkanaal sealer (10). In dit onderzoek werden verscheidene polymeren en hun effect op de materiaaleigenschappen en de hydratatie nagegaan. Toevoeging van een wateroplosbaar polymeer aan MTA veranderde de hydraterende eigenschappen niet en resulteerde in een verbeterd materiaal dat kan dienen als endodontische sealer (10). Bovendien bezat deze nieuwe MTA sealer een geschikte uithardingstijd en dimensionele stabiliteit. Hij was als wortelkanaal sealer geschikt voor klinische toepassingen (11). BioRoot™ RCS wordt aangeboden als poeder/vloeistof zoals aangetoond in Fig. 1. Het poeder bevat tricalciumsilicaat als actief cement, zirkoniumoxide als opaker (12) en povidone. De vloeistof is samengesteld uit water, calciumchloride en een wateroplosbaar polymeer.
Fig. 2 (A,C) toont de microstructuur en element analyse van de sealer, en in Fig. 3 zien we de hydratatie over een periode van 28 dagen met de vorming van calciumhydroxide. Een andere recente studie bevestigt de element analyse (13). In oplossing stelt de sealer een hogere concentratie calciumhydroxide ionen vrij ten opzichte van andere tricalciumsilicaat cementen zoals Endosequence BC en MTA Fillapex (13).
De finale uithardingstijd van BioRoot™ RCS bedraagt 324 (± 1) minuten, wat korter is dan die van AH Plus (15). MTA Fillapex hardde niet uit bij vergelijkbaar gebruik met de andere tricalciumsilicaat wortelkanaal sealers (14,15). De uithardingstijd van BioRoot™ RCS verminderde drastisch door de verhitting bij gebruik van de verticale condensatie techniek (16). Ook contact met een vochtige omgeving verlengde de uithardingstijd aanzienlijk (14).
De fabrikant beveelt dus voor BioRoot™ RCS enkel de koude vulmethode aan met gebruik van guttapercha in de single cone techniek.
Bij onderdompeling in water is BioRoot™ RCS in het begin minder oplosbaar dan AH Plus en MTA Fillapex, maar over langere tijd meer oplosbaar in vergelijking met de kunstharsgebaseerde sealers (15). Deze oplosbaarheid verbetert de biologische eigenschappen van de sealer. Onderdompeling in fosfaat gebufferd speeksel bevordert de oplosbaarheid van BioRoot™ RCS op lange termijn en na 14 en 28 dagen in oplossing zag men aan de oppervlakte een neerslag verschijnen (15).
BioRoot™ RCS toont een lagere vloei en hogere filmdikte (12) dan de limieten die aanbevolen worden door de ISO 6976;2012 (17). De ISO aanbevelingen gelden echter voor de inerte sealers, die verschillen van BioRoot™ RCS. De hitte bij gebruik van de warme condensatietechniek beïnvloedt de vloei en filmdikte (16). De fabrikant beveelt echter de koude obturatietechniek aan.
BioRoot™ RCS heeft een grotere opaciteit dan de lage limiet, gespecifieerd door de ISO6867;2012 (17) en komt overeen met die van AH Plus en MTA Filla pex (15). De radioopaciteit bedraagt ongeveer 9 mm aluminiumdikte, wat gelijk is aan die van Endosequence BC sealer en hoger dan MTA Fillapex (14).
BioRoot™ RCS stelt in oplossing hoge concentraties calciumionen vrij, veel hoger dan gelijkaardige sealer types: inderdaad, tweemaal zoveel als Endo sequence BC sealer, en tienmaal meer dan MTA Fillapex gedurende dezelfde tijdsspanne en onder dezelfde voorwaarden (14). Men toonde aan dat in contact met dentine er rond het materiaal biomineralisatie optrad en een fosfaatneerslag plaatsvond (14), zoals aangetoond in Fig. 2 (B,D).
Wanneer tricalciumsilicaatgebaseerde materialen in contact komen met dentine en weefselvocht leidt dit tot een fosfaatneerslag op het materiaaloppervlak. Dit werd uitgebreid beschreven voor MTA (1820). Ook de interactie tussen dentine en BioRoot™ RCS is eveneens goed gedocumenteerd. Ter hoogte van de interface tussen materiaal en tand ontstaat via een minerale infiltratiezone een chemische binding (21). Dit is een belangrijke eigenschap omdat de binding tussen sealer en wortelkanaal dentine voor minder microlekkage zorgt. De minerale infiltratiezone bij BioRoot™ RCS werd aangetoond met de confocale microscoop (22). De minerale infiltratiezone en de sealer pluggen verzekeren de aanpassing en binding aan de wortel kanaal dentine (Fig. 4). Deze pluggen en een rijke minerale zone waren meer aanwezig in het coronaire deel dan in het middelste en apicale deel van het wortelkanaal. Dit kan te wijten zijn aan de inhibitie door het EDTA irrigatiemiddel en het verwijderen van de smeerlaag dieper in het wortelkanaal (23). Men vond geen bewijs van fosforinfiltratie in de BioRoot™ RCS sealer bij contact met dentine. Ook vond men bij een oppervlaktefase analyse met een grazing angle RXdiffractometer geen vorming van calciumfosfaat in het materiaal. Dit kon men aantonen bij een in vitroin vivo model, waarbij men een fysiologische oplossing onder lage druk in een kolom plaatste om zo de materiaaluitharding en de chemische binding in werking te evalueren. Dit is een meer betrouwbare test dan in vitro omdat men dan een grote hoeveelheid vloeistof gebruikt, wat klinisch niet relevant is (14).
BioRoot™ RCS eluties en zelfs een directe cel uitzaaiing over het materiaal toonden een hoge graad van celproliferatie. Men zag bij BioRoot™ RCS een hogere migratie van stamcellen uit het parodontale ligament, en deze cellen behielden hun mesenchymale fenotype (26). Dit werd bevestigd door een andere studie die eluties van BioRoot™ RCS en andere tricalciumsilcaat sealers samen met AH Plus onderzocht. Die elutie toonde na 1 dag geen cytotoxisch effect terwijl extracten na 48 en 72 uur een milde toxiciteit vertoonden (27). De 1dag elutie van BioRoot™ RCS werd ook in een andere studie geëvalueerd en hieruit bleken er geen dubbelstrengbreuken van het DNA aanwezig te zijn in vergelijking met andere kunsthars en silicaatgebaseerde wortelkanaal sealers (28).
BioRoot™ RCS compromitteerde geenszins het mineralisatie potentieel van pulpaire A4 cellen. Het is minder toxisch dan Pulp Canal Sealer, een zink oxideeugenol materiaal. BioRoot™ RCS lokt geen differentiatie van de pulpaire stamcellen uit maar verzekert hun osteoodontogene intrinsieke eigen schappen (29). Het toonde ook minder toxisch effect dan Pulp Canal Sealer op de cellen in het parodontale ligament, en induceerde een hogere secretie van angio en osteogene groeifactoren.
Irrigatie beïnvloedt de eigenschappen van BioRoot™ RCS. EDTA als finale irrigatievloeistof vermindert het vrijstellen van calcium met de helft (31). Bovendien constateerde men dat er in contact met de dentine geen calciumfosfaatfase gevormd werd (31). Dit ziet men in Fig. 5 waar men de gevormde kristallijne fase bij gebruik van speeksel of EDTA als finaal irrigatiemiddel alvorens te vullen, vergelijkt. BioRoot™ RCS toonde wel de grootste antimicrobiële activiteit na spoelen met EDTA. Deze activiteit lag beduidend hoger dan bij MTA Fillapex en AH Plus en wordt bevorderd bij gebruik van EDTA als irrigatievloeistof (25). Fosfaatrijke spoelmiddelen worden afgeraden in combinatie met BioRoot™ RCS, en ook met alle andere tricalciumsilicaat sealers.
De hitteontwikkeling bij toepassing van de verticale warme condensatietechniek beïnvloedt de vloei en dikte van BioRoot™ RCS. Men gebruikt deze sealer dus met de single cone techniek of laterale guttapercha condensatie (16). De vultechniek bepaalt de sealerkeuze. De fabrikant raadt de koude techniek aan wegens de antibacteriële eigen schap pen van BioRoot™ RCS: de aanwezigheid van deze sealer kan de resterende microorganis men in de wortelkanaalruimte en dentine tubuli elimineren. De hoge antimicrobiële activiteit blijft gelden bij om het even welk irrigatiemiddel (25). Ook de herbehandeling van een kanaalvulling met een enkele guttaperchapunt in combinatie met Bio Root™ RCS is eenvoudiger in vergelijking met AH Plus, omdat er minder sealerresten overblijven en een kortere behandelingstijd werd vastgesteld (32).
BioRoot™ RCS is te gebruiken met om het even welke single cone koude vultechniek. De oplosbaarheid van het materiaal verhoogt de ionenuitwisseling met de omgeving en dus de biologische respons. BioRoot™ RCS is een sterk antimicrobieel materiaal wat nog versterkt wordt door het gebruik van EDTA. Deze sealer werd niet volgens de klassieke regels van hermetische afsluiting ontwikkeld, maar focust vooral op het creëren van een wortelkanaal omgeving met een verhoogde biologische en antibacteriële activiteit. Dus een paradigmashift met BioRoot™ RCS is mogelijk.
Holland R, de Souza V, Nery MJ, Otoboni Filho JA, Bernabé PF, Dezan Júnior E. Reaction of dogs’ teeth to root canal filling with mineral trioxide aggregate or a glass ionomer sealer. J Endod. 1999 Nov;25(11):728-30.
Holland R, de Souza V, Nery MJ, Bernabé oF, Filho JA, Junior ED, Murata SS. Calcium salts deposition in rat connective tissue after the implantation of calcium hydroxide-containing sealers. J Endod. 2002 Mar;28(3):173-6.
Vizgirda PJ, Liewehr FR, Patton WR, McPherson JC, Buxton TB. A comparison of laterally condensed guttapercha, thermoplasticized gutta-percha, and mineral trioxide aggregate as root canal filling materials. J Endod. 2004 Feb;30(2):103-6.
Camilleri J, Montesin FE, Brady K, Sweeney R, Curtis RV, Ford TR. The constitution of mineral trioxide aggregate. Dent Mater. 2005 Apr;21(4):297-303.